Ik woon hier en ben niet van hier
1964
Je moet even naar de slager, zegt mijn moeder. Ze geeft me een boodschappenbriefje en wat geld. Je bent nu 10 jaar, je kan best boodschappen doen.
Mijn moeder kijkt me nog eens aan en vervolgt met het zinnetje dat ze altijd zegt als ik boodschappen moet doen: En op je beurt letten hoor, want in dit land dringen mensen altijd voor. Wij Indo’s zijn veel te bescheiden.
Ik zwijg, pak een tas en loop naar de slager. Voor me stapt een vrouw met een blauwe jas de winkel in en ik loop achter haar aan. Het is druk binnen en terwijl ik sta te wachten komen er steeds meer mensen binnen.
De woorden van mijn moeder echoën in mijn oren: in dit land dringen mensen altijd voor. Ik let scherp op de vrouw in de blauwe jas. Ze is aan het afrekenen, nu ben ik.
“Wie is er aan de beurt?”, vraagt de slager. “Ja, ik!,” roep ik. Tegelijk zegt een meneer: Twee ons boterhamworst graag.
De slager pakt de boterhamworst.
Ik durf niets te zeggen, heb het opeens bloedheet.
Ik schaam me, omdat ik niet geholpen word terwijl ik aan de beurt ben. Ik schaam me voor mijn moeder en ook voor de mensen in de slagerij. Wat moeten die wel niet van me denken.
Maar wat ik vooral voel is: ik hoor hier niet thuis, mensen zien en horen me niet als ik zeg dat ik aan de beurt ben.
Thuis leg ik de boodschappentas op tafel en barst in huilen uit.
2022
Ik sta in de viswinkel, heb zin in haring. Het is er druk. Een man in een korte broek gaat na mij bij de toonbank staan. De man voor ons doet een uitgebreide bestelling, iedereen wacht. Als hij klaar is, is het mijn beurt.
Wie is er aan de beurt?, vraagt het winkelmeisje. Drie haring, zeg ik.
Het meisje zegt: Die meneer in die korte broek staat al een hele tijd te wachten.
Klopt, zeg ik, maar ik ook en ik ben voor hem aan de beurt.
De mensen achter mij beginnen te mompelen en te gniffelen. Iemand zegt tegen de man in de korte broek: Laat je niet op je kop zitten door dat Indische wijf.
Ik krijg het opeens bloedheet en denk: adem in, adem uit.
Het meisje pakt drie haringen en rekent ze met me af.
Terwijl ik naar buiten loop, denk ik: ik woon hier, maar ben niet van hier. Ik hoor er vaak niet bij. Ik voel me thuis in ontheemding.
0 reacties